Toen de Nederlandse archeoloog professor Albert Egges van Giffen in de eerste helft van de vorige eeuw het besluit nam om alle bestaande en verdwenen hunebedden in Drenthe in kaart te brengen, begon hij aan een wetenschappelijk moeilijk te onderbouwen onderzoek, waaraan niemand zich in de lange historie van de vijfduizend jaar oude monumenten eerder had gewaagd. Van Giffen begon zijn onderzoek in de omgeving van het dorpje Steenbergen, in de buurt van Roden, dat tegenwoordig deel uitmaakt van de gemeente Noordenveld. Hij gaf aan het plaatselijke hunebed de naam Drenthe 1 mee, hetgeen gemakshalve resulteerde in het nummer D 1.
Van Giffen stelde vast dat het hunebed slechts uit een ruwe en verstoorde verzameling van los liggende rotsblokken en verweerde keien bestond, die al eeuwenlang op een onherbergzame en kale zandvlakte lagen, zonder dat de waarde ervan ooit herkend of erkend was. Hij restaureerde D1 en nam vervolgens D 2, bij Westervelde onder handen.
Met name in de jaren na de Tweede Wereldoorlog veranderde de oorspronkelijke lege vlakte rondom D 1 in een natuurrijke omgeving, waarin het tegenwoordig goed toeven is, speciaal voor toeristisch-
Enkele gebarsten en gescheurde stenen zijn inmiddels min of meer hersteld, maar het resultaat van het barbaarse dombo-