In 1566 volgde de beroemde en/of beruchte Beeldenstorm waarbij er overal in Europa katholieke kerken werden geplunderd en de meeste heilige beelden in gruzelementen werden gehakt. Het volk kwam van hoog tot laag in opstand tegen de oude kerk en zo ontstond er ruimte voor een nieuwe orde op geestelijk en kerkelijk gebied. De protestanten hadden het voortaan, ook in Drenthe, voor het zeggen. Deze geschiedenis is bekend. Ook tegenwoordig nog, zijn de Drenten volgens geruchten, overwegend protestants. Hoewel er onder meer in de voormalige turfwinningsgebieden ook nog wel enkele katholieke enclaves te vinden zijn.

Desondanks zijn er in verschillende musea in Drenthe heden ten dage ook nog wel enkele ongeschonden bekers te vinden. Dit Trechterbekervolk liet ons hun aardewerk-afval na. Maar ook zadelden zij ons op met hun magische offerplaatsen, in de vorm van grote en kleinere hunebedden die er alhier nog steeds, en niet alleen in Drenthe, maar ook in het Duitse Emsland en in Denemarken en Polen op de hoger gelegen zandgronden, te vinden zijn.

In 2015 werd bij het Overijsselse Dalfsen het tot nu toe grootste grafveld van het Trechterbekervolk in Noord-West-Europa gevonden. Wij kunnen deze stammen dus niet specifiek Drents noemen. Maar de stammen en families die al zesduizend jaar geleden in Drenthe actief waren beschouw ik toch min of meer wel als de voorlopers van de hedendaagse Saksische medemens. En dus ook wel als de voorlopers van de eerste echte Drentse boeren. Hoewel ik niet zeker weet of zij toen ook al vriendelijk moi mompelden wanneer zij elkaar in het voorbijgaan vriendelijk groetten. En of zij dan ook ontstemd reageerden, zoals tegenwoordig nog wel eens het geval wil zijn, wanneer hun groet niet door een bepaalde passant beantwoord werd.

Het is een keihard feit; hij of zij die de goedbedoelde groet van een Drent opzettelijk negeert die wordt nooit en te nimmer voor een tweede keer door dezelfde Drent gegroet. Negeren is een vak in Drenthe. Nieuwkomers zouden dit moeten weten. Groet in ieder geval altijd vriendelijk terug als je sociale leven je lief is.

Even een aardig tussendoortje: GG & GG heeft deze boeiende periode uit de specifiek Drents-Emslandse hunebedgeschiedenis in herinnering willen brengen via onze, met schapenwol gevulde, en dus zeer knuffelbare; Neanderbeertjes. Zij werden per zeven stuks geleverd, in een ruw-houten kistje waarin er ook plaats was ingeruimd voor zeven primitieve vuisbijltjes. Het was de bedoeling dat de jeugd van Nederland, gewapend met die kistjes van ons, de velden in zou trekken om er stenen en keien te verzamelen waarmee zij thuis dan hun eigen hunebedjes konden bouwen.

Dit product van G G & G G had dus een hoog educatief gehalte. Maar door de opkomst van de televisie, in de jaren zestig van de vorige eeuw, was er al snel geen kind meer te vinden dat nog buiten wilde spelen. Men zat alleen nog maar met opgewonden oogjes naar het immer sneeuwende beeldscherm te staren. En dus werd de productie van de Neanderbeertjes (in 1980 al) helaas gestaakt.

Zo ziet u maar weer eens hoe moeilijk het is om een berenfabriekje te runnen. Verzin maar eens een goedverkopend product! Dat valt niet mee. En net zo moeilijk is het om een goed beeld te schetsen van Drenthe en/of van 'de Drenten'.

Laten wij er maar gemakshalve vanuit gaan dat de mensen die zo'n beetje drieduizend jaar geleden, als kleine boeren en als landarbeiders, op bepaalde plekken in Drenthe leefden, de rechtstreekse voorouders van de hedendaagse autochtone Drenten zijn. Ik ben een rechtstreekse nazaat van dat nijvere en nuvere volkie. En op dat feit zou ik trots kunnen zijn. Maar dat ben ik helaas maar gedeeltelijk. Mijn gevoel van trots wordt namelijk een beetje getemperd vanwege het feit dat deze eerste boeren en landarbeiders m/v van oorsprong Saksen waren, bij wie er heidens-Germaans bloed door de aderen stroomde. En daar houd ik niet van. Die oude Germanen en Saksen vereerden immers allerlei heidense goden en zij geloofden in het bestaan van boze geesten enzovoort. En dat wil ik niet en dus doe ik dat ook niet. Punt uit. Die eerste Drenten brachten offers aan goden en geesten omdat zij hem of haar te vriend wilden houden. Vaak werd er daarvoor een schaap of een geit geslacht. Maar er werden ook wel eens mensen op het offerblok gelegd.

In de loop der eeuwen werden de houten kerkjes stuk voor stuk vervangen door grotere kerken van steen. De oudste stenen kerken van Drenthe, zoals die van Anloo en van Vries, zijn dus van oorsprong katholieke kerken waarin ooit de Heilige Mis werd opgedragen terwijl er tegenwoordig vaak alleen nog maar koffieconcerten in worden gegeven. Maar het officiële wapenschild van Drenthe toont ons nog steeds Moeder Maria met het pasgeboren kindeke Jezus op haar schoot. En dat is ook het geval bij en met het wapenschild van Assen.  In de Drentse uitvoering zit de kleine Jezus (voor de kijkers) rechts. In het wapen van Assen zit hij aan de linker kant op Maria's schoot. Het katholieke verleden van Drenthe is dus nog niet volledig weggevaagd.

van-hunebedbouwer-tot-drentse-boer

In 1897 vonden twee Drentse arbeiders het verkrampte en gemummificeerde lijkje van een ongeveer 16-jarig meisje in het veen bij het dorp Yde.  Er zat een strakgetrokken wurgkoord om haar hals, haar hoofd was voor de helft kaalgeschoren en zij had een steekwond in haar bovenlichaam. De kans is groot dat zij zo’n tweeduizend jaar geleden door Germaans-Saksische Drenten aan een van hun goden geofferd is. Maar helemaal zeker zullen wij dat nooit weten.

Misschien was het een moord zonder ritueel-occulte bedoelingen. Wie zal het zeggen. Zij staat nu bekend als Het wichie (meisje) van Yde. Haar gekrompen veenlijkje wordt nog steeds bewaard in het Drents Museum in Assen waarin ook twee andere veenlijken uit het grijze verleden van Drenthe een museale rustplaats hebben gevonden.

De Saksen zouden ook tegenwoordig nog hun goden aanbeden hebben, ware het niet dat zij door de alom bekende Karel de Grote gedwongen werden om hun bijgeloof af te zweren en katholieke christenen te worden. Hun oude gebruiken en rituelen werden vanaf het jaar 804 langzaam maar zeker in een katholiek jasje gestoken. En de eerste boeren van Drenthe moesten met lede ogen aanzien hoe die jongens van Karel de Groote alle heidense offerplaatsen onder het girrelzaand bedolven en hoe zij er hun eigen houten kerkjes bovenop timmerden.

En in die kerkjes was het aanbidden van de oude natuurgoden streng verboden. Hetgeen de Drenten eerst niet pikten. Jarenlang liepen velen van hen dan ook met een grote boog om die kerkjes heen  Maar uiteindelijk, na veel kleine en ook wel enkele grotere knokpartijen met de nieuwe leiders, bogen zij hun hoofden voor de nieuwe God. En in principe offerden zij toen geen mensen en dieren meer maar gingen zij offergelden aan de bisschoppen betalen.

De katholieke priester/monnik Maarten Luther kwam in 1517 in opstand tegen zijn eigen Paus en bisschoppen. Samen met anderen nagelde hij het wereldse gedrag (dat vond hij) van de vertegenwoordigers van de oude moederkerk aan de paal. Volgens de overlevering spijkerde hij zelfs een pamflet met daarop 95 stellingen op de deur van zijn eigen Slotkerk in het Duitse Wittenberg. Hij verketterde de wijze waarop de katholieke leiders in Rome hun geloof beleden en hij eiste hervormingen op verschillende terreinen. Maarten was duidelijk roomser dan de Paus.

De vraag of er tegenwoordig wellicht ook nog wel echte heidenen in Drenthe rond-hobbelen kan pas na diepgravend wetenschappelijk onderzoek beantwoord worden. En daar begin ik hier nu maar niet aan. Want ook zij hebben onze beren en beertjes gekocht. Dus ook zij mogen zich, althans wat mij betreft, tot de beren-lievende en derhalve aangepaste ingezetenen van Drenthe rekenen. Hoewel de meeste heidense Drenten op papier katholiek waren geworden, en hoewel zij omstreeks het jaar 1600 wel zo’n beetje allemaal een protestantse schutkleur hadden aangenomen, bleven velen van hen tot aan het begin van de vorige eeuw nog stug geloven in dweellochten, veurspoeksels en in witte wieven.

Er zijn nog verschillende eeuwenoude sagen en legendes in omloop in Drenthe waarin duistere machten een belangrijke  rol spelen. Het is niet zo dat de hele bevolking van Drenthe die verhalen vandaag aan de dag nog kent hoor. Nee, zo zit dat niet. Maar voor fijnproevers zoals u, en zoals ondergetekende zelf, zijn dergelijke verhalen nog steeds interessant genoeg om ze af en toe eens te lezen. Verhalen over Cilie de nevelhekse, over de reuzen Ellert en Brammert en over de juffer van Batinghe . Maar niets is interessanter dan De Legende van de Gouden Beer!

Zo’n zesduizend jaar geleden werd Drenthe vrijwel alleen nog maar bewoond door stammen van het zogenoemde Trechterbeker-volk. Men herkent dit volkje aan de trechtervormige bekers die zij maakten en die zij hier en daar lieten rondslingeren zodat latere generaties er vaak over struikelden waarbij deze bekers dan meestal in scherven uiteenvielen die door milieu-bewuste Drenten meteen netjes de grond in werden getrapt.

De legende van de gouden beer
De legende van de gouden beer